Resultaten onderzoek akkerranden

22 juli 2021

Op 29 juni hielden Leah de Meijer, Laura van Hoof en Brent Hoogervorst de eindpresentatie van het project bloemrijke akkerranden. Zij deelden de resultaten en aanbevelingen van hun veldonderzoek in deze online-bijeenkomst. Hieronder een puntsgewijze weerslag van de resultaten.

Effecten van wel of niet werken met een vals zaaibed/rotoren
De aanleg van een vals zaaibed of het rotoren van de akkerrand voor het inzaaien heeft niet altijd het gewenste effect, in ieder geval dit jaar niet. De conclusies zijn gebaseerd op de metingen in het late voorjaar in 2021. Veel planten waren dan nog in het kiemstadium, er is weinig bloei en daarmee zijn er ook weinig insecten. Ook de onkruiddruk ligt hoger in de randen met een vals zaaibed vergeleken met randen zonder vals zaaibed.

De in mei ingezaaide randen zonder vals zaaibed en de controlerand (zonder zaaien of bewerkingen) hadden de hoogste biodiversiteit aan planten en insecten. De meirand trok vooral veel honingbijen aan en de controlerand met name kommazweefvliegen. Deze randen hadden het hoogste percentage bloei wat de hoge diversiteit aan insecten verklaart. In dit onderzoek is een duidelijk verband tussen de bloei in de akkerrand en het aantal insecten waargenomen.

Tellingen van insecten en planten
De meiranden zonder vals zaaibed en de controlerand hadden de hoogste aanwezigheid van plantensoorten uit het zaadmengsel met respectievelijk 99% en 89%. De meest voorkomende planten uit het zaadmengsel waren de margriet, honingklaver en inkarnaatklaver. Buiten het zaadmengsel vooral melganzenvoet, rode klaver en phacelia.

Van de insecten zijn in de akkerranden met name zweefvliegen waargenomen, waaronder veel kommazweefvliegen, blinde bijen en langlijven. Na de zweefvliegen zaten er veel hommels in de akkerranden, voornamelijk aardhommels en steenhommels. En in de meirand zonder vals zaaibed werden veel honingbijen aangetroffen.

Wat is van invloed op de akkerranden

  • De weersomstandigheden: elk jaar is anders, het koude en natte voorjaar zorgde waarschijnlijk in combinatie met het vals zaaibed voor een hogere opkomst van onkruiden. Het koude voorjaar maakte dat de onkruiden die bij een lagere temperatuur al kiemen een voorsprong kregen op de planten uit het zaadmengsel.
  • Soorten in het zaadmengsel: aangeraden wordt te kijken naar het gebruik van koudkiemers, dat is een type zaad dat bestendig is tegen de koudere temperaturen van het voorjaar en al in februari kan worden gezaaid. Hierdoor neemt de concurrentiekracht ten opzichte van onkruiden toe en trekken deze kruiden vroege vlinders als de dagpauwoog, citroenvlinder, gehakkelde aurelia en kleine vos aan. Verder is aan te raden margrieten uit het zaadmengsel te verwijderen als de dominantie in de akkerranden blijft aanhouden. Margrieten blijven door hun wortelstokken de komende jaren terugkomen in de akkerrand. Bij een vals zaaibed daalt de aanwezigheid wel sterker dan bij enkel rotoren, maar deels overleven de wortelstokken deze grondbewerkingen. Een mogelijke verklaring voor het hoge aandeel honingbijen in verhouding tot andere bijensoorten zou kunnen zijn dat het zaadmengsel niet specifiek genoeg is afgestemd op de verschillende soorten. Een derde van de solitaire bijen zijn namelijk oligolectisch, dat betekent dat ze hun stuifmeel uit één of enkele plantensoorten halen. Hierdoor zijn de solitaire bijen sterker afhankelijk van het landschap en de planten die er voorkomen. Ook gaan veel inheemse bijen de honingbij uit de weg, dat geldt ook voor hommels maar in mindere mate. Deze concurrentie is het sterkst in de zomer.
  • Hoe lang de akkerrand staat: sommigen akkerranden staan nu voor het tweede jaar en anderen voor het derde jaar. Over het effect van hoe lang de akkerrand er staat is nu weinig te zeggen, daarvoor is langer onderzoek aan de hand van monitoring nodig om de effecten duidelijk te krijgen.

Bekijk het Onderzoeksrapport Akkerranden op Schouwen-Duiveland
en het Monitoringsplan biodiversiteit bloem- en kruidenrijke akkerranden.

Conclusies en aanbevelingen

  • Vals zaaibed: het is niet aan te raden om in alle omstandigheden gebruik te maken van een vals zaaibed. De overblijvende planten van het vorige jaar worden vernietigd door gebruik van een vals zaaibed en ook de bloei in deze randen komt later op gang dan in de randen waar geen gebruik is gemaakt van een vals zaaibed. Een vals zaaibed kan gunstig uitpakken wanneer er ernstige dominantie is van één of enkele soorten. Dan kan een vals zaaibed, zoals ook te zien is in de resultaten, helpen deze dominantie te doorbreken.
  • Inventarisatieperiode: in dit onderzoek is het veldwerk uitgevoerd in de maanden mei en juni. De resultaten zullen naar alle waarschijnlijkheid veranderen wanneer in de maanden juli, augustus en september het veld weer wordt ingegaan. Bijna alle gezaaide soorten zullen dan in bloei zijn waardoor ook de vals zaaibedranden veel insecten aantrekken. Ook zullen dan weer veel vlindersoorten tevoorschijn komen (einde vlinderdip), wat een specifieker beeld kan schetsen van de diversiteit in beide uitgangssituaties. Het is dan ook aan te raden later in dit jaar opnieuw inventarisaties te verrichten aan de hand van het monitoringsplan “Akkerranden op Schouwen-Duiveland - Monitoringsplan biodiversiteit bloem- en kruidenrijke akkerranden”.
  • Onderzoek andere gronden: de onderzochte akkerranden lagen allemaal op kalkrijke poldervaaggronden. Deze gronden zijn het meest aanwezig op Schouwen-Duiveland. Er zijn ook akkerranden op kalkarme poldervaaggronden, geëgaliseerde en verweerde zeekleigronden, kalkrijke leek-en woudeerdgronden en kalkhoudende beekeerdgronden. Het is zinvol ook onderzoek te verrichten op akkerranden die op een van deze bodemsoorten liggen.

Monitoring en vervolg
Het is belangrijk ook in de toekomst te inventariseren en te onderzoeken of de biodiversiteit de komende jaren toeneemt. Daarvoor is naast het onderzoeksrapport een monitoringsplan opgesteld dat in zowel voor- als najaar en over meerdere jaren is uit te voeren. In dit plan zijn de verschillende soortgroepen uitgewerkt, geschikte tijden voor monitoring benoemd en verschillende zoekkaarten toegevoegd. Hierdoor kan toekomstige monitoring (aan de hand van een online-formulier) eventueel ook door vrijwilligers met beperkte soortenkennis worden gedaan. Bij het bepalen van de soorten is het aan te raden de apps Plantnet en Obsidentify te gebruiken. Door een foto te maken van de plant of het insect waarvan de soort onduidelijk is, kunnen deze apps de foto analyseren en vergelijken met een database en een lijst genereren met de meest waarschijnlijke soort(en). Vanaf september gaat weer een nieuwe groep HAS studenten toegepaste biologie aan de slag met het onderwerp akkerranden op Schouwen-Duiveland.

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door het Living Lab Schouwen-Duiveland en Delta Agrifood Business.